Ná de geboorte

Lichamelijk onderzoek van de baby

APGAR-score

Direct na de geboorte kijken we hoe je kindje het doet. Dit doen we aan de hand van de APGAR-score. Hierbij wordt gekeken naar de ademhalingspierspanningreflexenhuidskleur en hartslag van de baby. Voor elk onderdeel krijgt je baby 0, 1 of 2 punten en worden vervolgens bij elkaar opgeteld. Als de baby flink huilt, de armpjes en beentjes goed beweegt, goed reageert op prikkels, mooi roze kleurt en een goede hartslag heeft, dan scoort de baby een Apgar-score van 10. We bepalen de Apgar-score in totaal 3 keer: 1, 5 en 10 minuten na de geboorte.

Lichamelijk onderzoek van de baby

Ongeveer een uur na de geboorte, als de navelstreng is doorgeknipt en jullie even aan elkaar hebben kunnen wennen, gaan we de baby van top tot teen bekijken. Het onderzoek geeft een eerste indruk van de conditie van de baby en eventuele afwijkingen kunnen worden opgespoord.

We starten bij het hoofd. We kijken naar de vorm van de schedel, de oren, ogen, neus en mond. We controleren de lengte van de tongriem en of het gehemelte gesloten is. Ook kunnen we vitamine K toedienen, wat de bloedstolling stimuleert. Deze dosis is genoeg voor de eerste week. Als de verloskundige de mond inspecteert, test ze ook meteen of de zuigreflex aanwezig is. Wanneer ze met haar vinger het mondje van de baby ingaat, begint deze te zuigen: de zuigreflex is aanwezig.

Vervolgens wordt er gekeken naar de hals, of de sleutelbeenderen intact zijn, naar de tepels en buik van de baby. Ook bekijken we de armen en benen van de baby en of hij/zij 10 vingers en teentjes heeft. Bij het controleren van de vingertjes van de baby, pakt de baby soms de vinger van de verloskundige vast. Dit is de grijpreflex. Bij de voetjes is er ook zo’n grijpreflex aanwezig, dit noemen we de Babinski-reflex. Hierbij grijpen de teentjes om de vinger heen en als je met je vinger over de voetzool naar beneden gaat, spreiden de teentjes.

Vervolgens wordt er gekeken naar het geslacht van je baby. Bij meisjes wordt er gekeken of de schaamlippen gespreid kunnen worden, bij jongetjes of de balletjes zijn ingedaald. Ook wordt er gekeken of de plasbuis op de goede plek zit.

Daarna draaien we de baby op het buikje en kijken we of de wervelkolom is gesloten, of de bilplooien gelijk zijn en of de anus toegankelijk is. Dit laatste doen we door de temperatuur van de baby te meten. Deze moet tussen de 36,5-37,5 graden Celsius zijn. Zodra de baby op de rug wordt gedraaid, kan meteen de loopreflex worden getest. De baby wordt met zijn of haar voetjes op een vaste ondergrond gezet, zal een voetje optrekken en loopbewegingen gaan maken.

Tenslotte wordt de schrikreflex getest, ofwel de moro-reflex. De verloskundige houdt de baby vast in een soort zitbeweging en laat vervolgens de baby een beetje naar achteren “vallen”.  Op dat moment spreidt de baby zijn armpjes en beentjes, strekt zijn vingertjes en opent zijn mondje. Dit kan de baby ook doen bij een plotseling of hard geluid.

Ook wordt de baby gewogen en kan eventueel de lengte van de baby gemeten worden.